In de klauwen van de FARC
Zelfs aan de stilte komt een eind. Ingrid Betancourt. Uitgeverij Balans. (493 blz.)
Vlak voor een brug over een rivier in de jungle werd Ingrid Betancourt gekidnapt.  Ze was op toernee voor haar verkiezingscampagne voor het presidentschap van Colombia. Die dag had ze om allerlei redenen geen lijfwacht bij zich. Ze werd ontvoerd door soldaten van de FARC, een guerillabeweging die ontvoering van vooraanstaande Colombianen en regeringssoldaten als een wapen gebruikte. Zesenhalf jaar lang zou Ingrid Betancourt (toen 41 jaar oud) gevangene van de FARC zijn. Over dit ongewilde leven schreef ze een boek. Het is een adembenemend en aangrijpend verhaal van het dagelijks leven als gijzelaar in de FARC-kampen in de jungle van Zuid-Amerika.  Het boek laat zich lezen als een spannende avonturenroman, behalve dat alles  pijnlijke, schrille werkelijkheid is.

Bijna dagelijks werden de gevangenen verplaatst, met vermoeiende marsen steeds dieper het oerwoud in.  Ze woonden in hutten of tenten.  Water was slecht voorhanden in een nabije rivier. Het voedsel bestond uit rijst en bonen, nauwelijks groente en al helemaal geen vlees. Betancourt was aan de nukken en grillen van de FARC-commandanten en de bewakers overgeleverd. Soms lukte het haar een kleine band te smeden met individuele soldaten door hen handwerktechnieken of aardrijkskunde te leren. Ze probeerde op de been te blijven met plannen maken om te ontsnappen, met de boodschappen en teksten die haar familie via een speciale radiozender overbracht en haar religieuze instelling.

Driemaal wist ze te ontsnappen. Steeds weer werd ze gepakt. Na haar laatste poging werd ze hard gestraft door haar met ketenen om haar hals vast te zetten.  Zelfs tijdens de marsen door de jungle werd ze met medegevangenen als slaaf aan elkaar geketend. Aan het einde van haar gevangenschap raakte ze in een depressie. Ze at nauwelijks meer, verviel in apathie en lethargie. Haar leven leek zinloos geworden. Vooral de vernedering vond ze een gruwel. Totdat ze op een onverwacht moment bij een onverdachte gebeurtenis met 15 medegevangenen bevrijd werd door het Colombiaanse leger. Dat was al vijf jaar bezig met een infiltratie in de hoogste regionen van de FARC om deze bevrijdingsactie uit te kunnen voeren.
FARC-soldaten noemden haar ‘doctor’ passend bij haar status als hoogopgeleide vrouw. Haar opleiding en kennis kon ze goed gebruiken om die rauwe dagen en jaren te kunnen doorstaan.

In het boek komt Ingrid Betancourt naar voren als een flinke, doortastende, intelligente, milde en verstandige vrouw. Maar ook haar kwetsbare kanten laat ze niet onbeschreven.  Het is vooral de vernedering, de speelbal die ze is in handen van de FARC, die haar mismoedig maakte.  Uit alle macht probeerde ze haar waardigheid te behouden. Opmerkelijk in dit boek is de vele beeldspraak die ze gebruikt bij het beschrijven van pijnlijke situaties. Beeldspraak die juist haar toestand een fraaier en zonniger gezicht moet geven. Alsof ze alle ellende niet heeft willen zien en heeft willen ontkennen.


Zelfs aan alle stilte komt een eind gaf me met zijn gedetailleerd en uiterst persoonlijk relaas van jaren gevangenschap in de jungle bijna een plaatsvervangende claustrofobie. Betancourt laat met dit egodocument zien hoe zij met een sterke geest en ongekend doorzettingsvermogen de jarenlange mensonterende situaties heeft doorstaan. Haar bevrijding en die van medegevangenen is het sluitstuk waarmee de FARC zelf  het slachtoffer wordt van vernedering.

17 maart 2017